Soms bleef je aan de lome oever toeven ,
dan weer trok je haastig door een dorre woestijn,
soms dronk je gulzig en slokkend zware wijn
dan weer lag je traag, helder water te proeven
Een onwennig kind soms met zijn eerste blokken
dan weer secuur en strak over een blad gebogen,
driftig soms , op de uitkijk met argusogen
dan weer potdoof en blind voor elk verlokken.
Toch altijd trouw in je diepte gebleven;
wat je ook deed het werd neergeschreven
in je grote hart met puntige griffel.
Niets is gewist, en verduldig heb je gewacht
op het trage edelsmeedwerk van de riffel
tot het kunstwerk er was , af , in stille pracht.