*
De nederlandse wateren stromen af en aan.
De stille wateren die je zachtjes weg hoort gaan.
De zwijgzame golven die kapot slaan op het strand.
Zij vertellen het verhaal over hun eigen water land.
*
Op het witte parel strand,
Zit een klein meisje,
Ze heeft een foto in haar hand,
En zingt een zielig wijsje.
Een foto omringt door een zilveren rand,
Verteld het verhaal van een man,
Die stierf voor zijn vaderland,
Pas geleden niet zo lang.
Haar tranen bedekte wangen,
Haar ogen vol met vuur,
Blijft zij hopig verlangen,
Dat hij terug komt,
Nog dit uur.
Al weet ze bijna zeker,
Dat hij is mee gegaan met de zee,
Met zijn maten en de kapitein,
Wat wilde zij dol graag met hun mee.
Haar ogen op gericht,
Al kijkend naar de zon,
Wenste zij vurig,
Dat zij weer was waar het allemaal begon.
Ze wenste dat hij bij haar was,
Ja hier nu op het strand,
En dat ze samen liepen,
Bij zonsondergang hand in hand.
*
Zo zeggen ze na al die jaren, dat zij nog op het strand zat te wenen.
En dat ze op een dag, met de noordenzon was verdwenen.
De afdruk van haar lichaam, nog vers in het zand.
Werd zij op gelicht en verdween met haar geliefde,
Samen hand in hand.
*