ik loop wat moeizaam door het hoge gras
de zon brandt fel
er bijten vlooien in mijn vel
het gevaar is daar
ik herken haar stem
ik zoek de koele tegels onder de vensterbank
ik wil slapen waar ik veilig ben
ik moet weer jong worden
ik heb ze nodig
mijn klare ogen
mijn sterke poten
ik ben een geoefend dromer
ik teken haar witte kuiten in het gras
ik maak mij klaar voor de sprong
laat ze nu met scherpe kiezels gooien
haar keel is zacht
meegaand haar bloed
deze keer zal het lukken
de triomf van mijn bek en mijn tanden
over haar kwelzieke handen
ik voel hoe mijn manke achterpoot
over de vloer schraapt
over mijn grote droom
waakt