Ik ben mooi en solide,
Rond en keramisch.
Mijn mooie zwarte buitenkant glimt en glanst.
Vier inkepingen in mijn bovenkant.
Ik dacht dat ik een potje was, maar helaas ben ik open.
Geen dekseltje voor mij,
Nope,
Ik zal nooit worden gesloten.
Mijn eigenaars houden veel van mij,
Ze gebruiken me iedere dag.
Ik sta parmantig midden op de tafel,
En ik ben de enige die altijd blijven mag!
Vaak ben ik vies,
En vol en stoffig.
Dat vind ik het allerergst,
Dan gaat mijn glans eraf.
Maar als ik niet meer voller kan,
Dan wordt ik opgepakt en meegenomen,
Meegenomen naar de keuken.
Leeggekiept in de afvalbak.
Lekker onder de warme kraan,
Met mijn eigen afwasborstel,
Helemaal afgesopt.
En weer langzaamaan volgestopt, het begint van voor af aan.
Tja, ik was ook liever een vaas geweest,
Of een beker of een schaal.
Maar ik ben nu eenmaal wat ik ben,
Een asbak, zo een van steen, niet van staal!