Eén van die zonovergoten zomerdagen van melk en honig
en kleine beer alleen op pad,
spelend met stok en bal.
Maar alras door steeds met die stok
op dat balletje te meppen en er dan achter aan te lopen
verliest beer elke notie van plaats en tijd.
En kijk: hij raakt op verboden terrein , dat van
de jachthaven van Almere , bewaakt door Allaert,
de strenge wachtmeester
die al klaar staat en hem woedend toesnauwt:
"kan je dan niet lezen?"
Hij wijst naar een groot plakkaat
waar in vette letters geschreven staat:
-jachthaven-
verboden te spelen met stok en bal
inzonderheid voor kleine beren
dat is nu precies wat beertje niet kan: lezen;
het kan geen a van b onderscheiden.
Maar dit te moeten toegeven is schaamtelijk
en voor een echte beer infaam.
Anderzijds is liegen en beweren
dat hij wel kan lezen zo goed als
zeggen dat de wet je niet kan schelen:
dat je uit boosaardigheid en met opzet
in overtreding bent gegaan
in de tang genomen , en met zijn haartjes
samengeklit van het ziedende zweet ,
vindt beer, uiteindelijk de oplossing:
hij gooit keihard en onverwacht stok en bal
naar Allaert, de gevreesde jachtmeester
en deze, zo aangeslagen, door
het drieste van de daad valt pal achterover
en ziet nog net hoe beertje langs de boten
voorgoed in het lover verdwijnt
Bij de beertjes van Flevopolder staat
beertje Gund nu bekend als een held :
-so ij nie konne lese was het een skand,
so wel den overtad ij de wet,
maar door met stook en bal te smijte
stelde ij sich bove het pobleme ,
en redde syn eer en sy vel-
staat er nu wat onhandig
op zijn monument.