Dinge.
In onze prachtige Vlaamse taal vind ik ‘dinge’ zo banaal.
Wij hebben zulke grote woordenkeuze en luister nu eens naar dit verhaal.
Ik had het vanmorgen niet gedacht maar het werd een echte dinge dag.
Het begon, ik kwam net uit mijn bed toen ik die dinge weer niet zag.
Ik struikelde, viel toen van de trap, pardoes tegen een dinge aan.
Ik trok mij aan de dinge op maar ik kon niet op mijn dinges niet meer staan.
Toen ik heel hard om dinge riep kwam mijn dinge aangesneld.
Zij rende naar de telefoon en heeft een dinge opgebeld.
Ze hebben mijn voorzichtig op zo’n dinge getild
De dinge gaf mijn een dingetje dat heeft de pijn gestild.
Ik werd met loeiende dinges in razend tempo naar de dinge gereden
Ze moesten mij eerst dinge want ik was van schrik haast overleden.
De dinge keek, hij schrok, wat vond hij tussen het bloed.
Mijnen dinge hing helemaal los links aan mijne voet
Maar dan die dinge wat een ramp, wat zij verkeerdelijk deden.
De dinge heeft per ongeluk een andere dinge afgesneden.
Ik kan nu tot mijn spijt met mijn dinges niet meer spelen.
Mijn dinges vliegen nu niet meer, dat gaat mij vlug vervelen.
Ik kan ook niet meer kaarten met mijn dinges uit de buurt.
En ze hebben mijnen dinge in een flesje sterk water opgestuurd.
Ik kan ook niet meer dinge want ik ben mijnen dinge kwijt.
Maar er zijn nog veel meer andere dinges en daarvan heb ik spijt.
Ik moet terug naar het dinge en naar den dinge gaan.
Ik moet hem gaan vertellen dat hij zijn ding slecht heeft gedaan.
Rovago