Dwalend door donkere wouden,
Vallend in een bodemloze put.
Klimmend op de allerhoogste bergen,
Als klein moedig grut.
Huilend bij sommige moeilijkheden,
Stuntelend bij het simpelste ding.
Grijpend naar de verwarde waarheid,
De waarheid die nog nooit iemand ving.
Duikend in diepe oceanen,
Trachtend te vliegen naar de allerhoogste top.
Balend van de vele verschillende wandelbanen,
Zoekend naar het signaal voor de stop.
Vertrouwend in het wantrouwen,
Kameraadschap met het goed en kwaad,
Niet wetend wat te doen,
Geestelijk zo wijs, moedig en groot , lichamelijk niet meer als zaad.
Verlangend naar moederlijke liefde,
Warmte en vertrouwen tegelijk,
Hopend naar vleugels om onder te schuilen,
Wachtend tot in de vergetelheid.
Een moedige daad, die niet alleen bleef bij het woord,
Een denderend vertrouwen die de rust voor eeuwig verstoord.
De innerlijke kracht, die hem hier in leidde,
Verzorgde hem van klein tot groot,
En hoe hij zo door het leven dwaalde,
Maakte hij het mee van de onschuldige jeugd tot aan de gruwelijke dood.