Tussen al mijn fraaie bloemen,
Hoor ik tal van gele bijen zoemen.
In mijn vijver hoor ik eenden snateren,
Ginter hoor `k een helder beekje klateren
Naast die misvormde vogelverschrikker,
Kwaakt een reusachtig grote kikker.
Parmantig stapt een witte ooievaar,
Langs `n zachtkens prevelende weduwnaar.
Hoor de wind eens ruisen in het riet,
Hoor daar zingt een man `t vermaarde vollekslied.
Hoor daar, een meisje, fluitend op haar fiets,
Ja, `t is waar, stilte is een zeldzaam iets.