Onder een oud verweerd plafond,
dansen vrouwen op beton.
Ze zwaaien en zwieren,
tussen gaten en kieren.
In een hoek zit een meisje,
ze geniet van de pracht.
Een moment vergeet ze,
ze vergeet haar onmacht.
Ze ziet vrouwen zo prachtig,
in vodden waarachtig.
Vastgenaaid of geknoopt,
of in een verfje gedoopt.
De sfeer is verbroederd,
onder de mensen.
Men kent hier geen wrok,
Men kent hier geen grenzen.
Het meisje glimlacht,
Het maakt haar zo blij.
Voor haar is heel even...
de oorlog voorbij.