Ik staar hem aan
En hij, de onbeschoftheid zelve
Lijkt eindelijk voldaan
Zwijgend wit
Voor mijn ogen
Maar hij, mijn bezit
Heeft meester bedrogen
Nu mag ik niet dreigen, hè
Eigenlijk niet
Maar moet ik dan zwijgen
Terwijl hij mij bespiedt?
Nou sorry hoor.
Mij niet gezien
Ja, (zucht) hij wel, ik weet het,
Ik heb hem wel door
Voor de zoveelste keer, bovendien
En zoals de opvoedpolitie zal zeggen:
Negeer hem gewoon
Ja, zij hebben makkelijk praten
Hun muren zijn vast niet zo schoon
En tja, wat zal het baten
Al laat ik ze nog zo vies
Arrogant zullen ze blijven,
Dat weet ik je precies
Uit te leggen, maar ik hoef
Geloof ik, niet veel te zeggen
Want op elk woordje kijken ze mij aan
En nu, zoals ik al zei,
Zijn ze eindelijk voldaan
Want ook al wordt ik nog zo boos,
Die witte, kale, zwijgende muur
Maakt mij, zoals uit dit gedicht wel blijkt,
Ontzettend inspiratieloos!