weet je wat bijmeisjes zijn ? bijmeisjes zijn zo bijna, zonder bijbedoelingen, ze zijn zo onvoorwaardelijk, zo onvoorwaardelijk heb ik ze nog nooit geweten, ze dienen enkel om te koesteren, ze moeten er zijn, ik kan gewoon niet zonder, het is die onontgonnen liefde, ze geven je een reden om te drinken op het leven, en dat we toffe jongens zijn ! dat willen we weten ! ze zijn zo leuk, zo lief, zo bijmeisjesachtig, ik hou van die apartjes met ze, ze zijn zo bijdetijds, bijdehand, ik noem ze ook wel eens bijdehandjes, ze hebben duizenden blikken en nog meer glimlachen, ze toveren met hun mond, zoveel handen hebben ze, handen die uitnodigen te koesteren, bijmeisjes kom je niet alle dagen tegen, zo nu en dan, maar als ik ze ontmoet dan val ik zacht in ze, ze zijn zo zacht, je hebt ze in alle maten, gewichten, vormen, kleuren en geuren, ze zijn kattig, ze zijn muurbloempjes, verlegen maar niet voor mij, een bijmeisje is altijd mooi en als je ze haat maak je ze lelijk, zwart of wit, ze is een sluier die ik draag omdat ik het anders koud heb, een sluier die rond mij hangt in evenwicht en die je warm houdt, ze smaken ontzettend zoet, haar stem die je doet rijzen uit de diepte met de klanken van de piano, kom ik zal je helpen jouw jas aan te doen, waar is je wollen muts nu ? waar is je dikke sjaal ? en dan zullen we samen kijken hoe onze voetstappen in de sneeuw verdwijnen achter ons, ze volgen ons, dus gaan ze met ons mee, samen, we zeggen niets, we stappen alleen maar, dicht naar elkaar toe, de enige die wat zegt is de sneeuw, zoals een wit blad onbeschreven beschrijven onze voetstappen het met woorden die mij toefluisteren dat ik ze ongelofelijk liefheb, en af en toe die blik zoals jij alleen dat kan (typisch aan bijmeisjes), een blik vanonder je wollen muts, even machtig als de kracht die rond ons alles wit en koud kan maken, hoe verder we gaan hoe meer ik je koester, meer en meer gelukkig zijn heet dat, je vult de lucht met wolkjes waar je jouw mond bij betrekt, en enkel de bomen, de pilaren van de grijze hemel vol vlokken, kijken ze goedkeurend toe, statisch zwijgzaam laten ze een zinnelijke zwoelte op ons vallen, en beschermen ze ons van hetgeen we allebei niet willen weten en maken ze ons bijeenzijn nog lieflijker, bijmeisjes blijven bij, altijd, mijn vleugels zijn moe maar ik moet verder op zoek naar mijn nest, die liefde laat je drinken met de dood op het leven, kom me nu nog niet halen maar veel veel later, kom me halen zodra ik je kan zeggen wat ik nu niet zeggen kan, laat ik houden van jou als bijmeisje en laat je altijd bijmeisje zijn, laat ik je nooit meisje worden anders zal ik het liefhebben na enige tijd niet meer kennen of kunnen