Als zij mij niet had opgevoed.
Als ik niet van haar was.
Deed ik nu dan andere dingen goed?
In plaats van zijn als as.
As heb je niet nodig.
Dat gooi je zonder na te denken weg.
Als ik thuis op bed lig.
Denk ik na tot ik in slaap val heel ver weg.
Mensen mogen mij niet.
Ik ben niet aardig.
Het interesseert ze ook geen ene biet.
Dat ik mij niet goed voel niet waardig.
Zij verpest haar leven.
Maar zonder dat ze het doorheeft het mijne ook.
Mijn liefde kan ik haar niet geven.
Ik kom niet door die jointjes en die rook.
Ze gedraagt zich niet als een echte moeder.
Zorgen voor kinderen kan ze niet.
Bedrogen heeft ze ook mijn vader.
Zijn liefde stroomde weg als water door een vergiet.
Houden van haar vind ik moeilijk.
Maar van mijn vader hou ik zielsveel.
Mensen geven mij gelijk.
Want bij haar krijg ik “ik hou van je” bijna niet door mijn keel.
Als zij er nou niet tussen stond.
Kon ik dan wel bij hem zijn?
Stond ik daar dan niet met open mond?
Of was het anders heel fijn?
Hij is nog zo jong en klein.
Ik ben het al gewend.
Mijn zussen en ik hadden het ook niet fijn.
Wij waren weggerend.
Wij hadden nog iemand om bij te schuilen.
Een vader heeft hij niet.
Wij hadden iemand om bij te huilen.
Als hij huilt is er niemand die dat ziet.
Mensen zien haar met hem lopen.
En bevooroordelen ze gelijk.
En in de winkel kijken ze wat ze kopen.
Want ze zijn niet rijk.
Hij is nog zó lief.
Zeggen mensen tegen elkaar.
Maar ondertussen denken ze:`hij wordt later een dief!’.
Dus dan denk ik laat ze maar !
Ze wilt niet werken.
Maar hij moet ook eten.
Ze wilt niet dat mensen het merken.
Want als ze achter de pc zit is ze alles weer vergeten.
Daarom lief broertje van me.
Wil ik je daar weg halen.
Dus kom hier dan krijg je een kusje.
Want in deze missie zal ik niet falen!