losjes tegen aan op
de haartjes springen
die ook eens wouden proeven
van het azijn wat rauw niet opperde
ook al was het wat ver gezocht
en streelde, niet dood
maar aanstellerig moraal
dat zachte stukje bij mijn keel
waar jij je natte kussen drukte
ook in die dalen sliep ik licht
onder de hoornvaatjes en talg
verslagen maar nooit onderworpen
want afschuw heb ik bekrast
steenhard kauwgom gelikt
schroefbeweging en schoolbankjes
geleerd. sponzen op tweedehands boeken
saampjes gemak en inkt voorliegen
zie je daar, niet langs ontspoort onderbroken
een projectie van de demiurg, jij zegt het,
het onmogelijke was zo dichtbij
de prismas in onze handen
bijna niet toereikend
als twee-eiige eenling
multifunctioneel zolang het volgen kan
aan de ketting op de rails
allemaal, in het felste licht
zijn we spiegels van lijkbleek