Daklozen
Er valt een druppel op mijn wang,
De wind waait door mijn haren.
Het onweer maakt mij bang,
Net zoals al die jaren.
Er zijn donkere donderwolken,
Ze kijken me boos aan.
Mijn broertje loopt te bibberen,
Zal het ooit overgaan.
Maar nee het stopt niet,
De zon breekt maar niet door.
We kijken naar de kerk,
Daar zingt een heel mooi koor.
Maar wij zijn daklozen,
Wij mogen daar niet in.
We kunnen wel aankloppen,
Maar dat heeft echt geen zin.
Ik probeer te slapen,
In mijn oude doos.
Want ik heb geen huis,
Ik ben dakloos.