ik moet weer gaan naar Den-haag.
ik heb echt geen zin.
ik ben daar geboren en mijn ma woont daar.
maar veder is er daar niets meer.
mijn hart ligt hier.
en blijft hier.
helaas kon je niet komen.
zodat je mijn hart bij jou kon houden.
ik verlang naar jou armen.
ik zit vanmiddag in de trein.
ik zie elk peron komen en gaan.
het is dat de trein rijdt anders had ik me omgedraait.
en hier gebleven.
om op jou te wachten.
om in jou armen te rusten.
maar nu komt er die afstand.
de afstand van tijd.
het is een gevecht om hier weg tekomen.
ik hoopte dat jij gister avond mij kracht kon geven.
nu moet ik het gevecht in mijn eentje doen.
afstand nemen.
vanwege de tijd.
weetje nog we maakten altijd grapjes wie woont aan de andere kant van Nederland.
want jij woonde ook aan de andere kant.
jij lied mij jou prachtige stad zien.
ik zag en je heb gelijk.
ik heb geen seconde spijt dat ik in jou stad gekomen bent.
maar dit gevecht dat ik hier alles achter moet laten is vreselijk.
mijn deel blijft hier achter bij jou.
geef alsjeblieft zaterdag mijn deel terug.
ik smeek je lief.