Langs de lijnen van het water
glijdt een boot
van mij vandaan.
Ik wil niet langer kijken
maar toch
blijf ik even staan.
De wind waait mijn tranen
langzaam naar hem toe
en ik luister
naar het huilen
van mijn hart.
Het is een koud geluid
zonder enig onderbreking,
zonder enig eind.
De storm is gaan liggen,
de zeilen staan nu strak.
In het zand staat iets geschreven,
in het zand is iets blijven staan.
Uit een lang verleden
ver bij het nu vandaan.
Ik trap er met mijn voet doorheen,
het helpt me hem vergeven
voor deze verre reis,
voor dit eeuwige vertrek.