Zeg, schatje, is het eten klaar ?
‘k Heb trek, een beetje honger maar.
In koolsoep of een lapje spek,
Ik ben toch al zo’n lekkerbek;
In dipsaus met gerookte ham,
Of gewoon een boterham.
Zeg, schatje, heb je iets gemaakt ?
Mijn buikje is goed leeggeraakt.
‘k Heb trek in bonen of porei,
Of in een schotel rijstebrij.
Met suiker, wit of met saffraan,
Of zullen we uit eten gaan ?
Zeg, schatje, ‘k zie nog geen gekook,
Ik ruik niks, zie geen vleugje rook.
‘k Zou zou mijn tanden kunnen zetten
In paardesteak of coteletten,
In brocolli of in prinsessen,
In vla of in jeneverbessen.
Zeg, schatje, hoor, mijn buikje knort,
‘t Is tijd dat het vertroeteld wordt
Met worteltjes of hutsepot,
Met witte kool of zeetarbot,
Met schelvis of met lamsfilet,
Met versgestampte melkpuree.
Zeg schat, dit wordt me echt te veel,
Ik zie bij God al helemaal scheel.
Ik ruik geen barbecue, geen vis,
Geen kabeljauw, fondu, maar ‘t is
Hoog tijd da’k eten binnenschep.
Straks val ik om, mijn maag wil pep.
Alla, ‘t is goed, ‘t begint te dagen,
‘t Is goed, ‘t is goed, ‘k zal niet meer zagen,
De tijd is nu wel aangebroken
Dat beersterke mannen
Met potten en met pannen
Zelf hun eigen potje koken.