Waar wieken gaan als op gezangen
zaten ze getweeën achter glas
hij was door liefde bevangen
En ver boven alles verheven
roofde ze zijn hart
en bepaalde z'n leven
Ze zei hem lief te hebben bovenal
hij verdronk in haar wezen
het liefst in heel't heelal
Ze zei niet zonder hem te kunnen
haar leven zou waardeloos zijn
als ze het aan een ander zou gunnen
Ze speelde met zijn wezen
hij was als was in haar hand
ze kon met hem schrijven en lezen
Ze wilde alles wat hij had
hij gaf het ongevraagt
omdat hij haar aanbad
Ze wilde heel z'n leven
z'n ziel en heel z'n zaligheid
hij heeft het haar gegeven
En na een hele lange poos
betuigde hij zijn liefde
gaf haar een rode roos
En losgeweekt van wat hem lief was
plande ze zijn leven
leven, broos als glas
En toen hij niets meer had te geven
werd hij weggeschoven als oud vuil
ze was 'het kwade' in zijn leven
Jan