Schijn bedriegt.
Daar hielden we stand.
Hand in hand.
Verdronken in mekaars ogen.
Samen in staat
om bergen te verzetten.
Zalig.
Het gevoel van verliefd zijn.
De volgende dag.
Bezoek bij zijn vrienden.
Hij liet me staan.
Wendde zijn ogen van me af.
Aandacht vestigend
op zijn makkers.
Verwaarloosd alleen.
Hij deed bot,
liet littekens op me na.
Ongemerkt droop ik af.
Stil verwijderend uit het bedrog.
Anders voordoen dan je bent.
Ik heb m’n lesje wel geleerd.
Gegrifd,
om erop terug te vallen, dat:
Schijn bedriegt.