Met al mijn kracht,
kijk ik omhoog,
En ik verdrink in je eeuwige blik.
Je blik van trouw, maar niet de liefde.
Want die vind je slechts ergens anders.
En van binnen huil ik.
Met al mijn kracht,
laat ik me vallen in je armen.
In de hoop dat de aanraking,
de eeuwige onschuld doet verdwijnen.
Maar jij mijn lief.
Met al die kracht,
Bespeel je me,
Verlaat je me.
Intimideer je me,
Tot het begin van de nacht.
Een kus, vaarwel.
En slechts nog een omhelzing.
En ik,
Met al mijn kracht,
Verlang ik weer.
Naar die dag.
Die veranderd in de nacht.
En het eeuwige vaarwel.
Van slechts een kus.