Doordeweeks op school en trompet,
Altijd heb ik een masker opgezet,
Altijd een kostuum gedragen,
Het nooit eens durven wagen,
Altijd m`n gezicht gelukkig laten lijken,
Want alleen daar willen mensen naar kijken,
Altijd maar die schijn,
Altijd zoals het volgens hen zou moeten zijn,
Constant blij en verlicht,
Constant een vrolijk gezicht,
Nooit de duisternis die daarachter schuilt,
Nooit het ware gezicht, het gezicht dat huilt,
Het wordt tijd dat ik daarmee kap,
Kap met die neppe blijdschap,
Tijd dat ik eerlijk wordt, tegen jou,
Dat ik ermee op hou,
Op hou met liegen,
En constant bedriegen,
Dit is het moment waarop ik eerlijk praat,
Vertel wat er echt in me omgaat,
Het is zoveel, het is zo raar,
Ik voel van alles door elkaar,
Ik ben verdrietig, ik ben boos,
Ik voel me alleen en machteloos,
Met vrienden heb ik ook niet veel geluk,
Ze maken zichzelf stuk,
Ik noem liever geen naam,
Maar de een verpest haar lichaam,
De ander voelt zich in de steek gelaten,
Ik wil dan zo graag me ze praten,
Ik wil ze helpen en ze steunen,
Een schouder geven om even op te kunnen leunen,
Om eventjes te blijven staan,
En daarna samen verder te kunnen gaan,
Zelf word ik er ook niet blijer van,
En voordat ik ze helpen kan,
Moet ik eerst zelf alles op een rijtje zetten,
Daarna kan ik pas op anderen gaan letten,
Want ook in mijn familie is er zoveel verdriet,
Ik wil het laten stoppen,
Maar dat gaat niet,
Er zijn zoveel tranen, zoveel stemmen,
Ik wil het laten stoppen,
Maar ze willen maar niet remmen,
Tranen blijven lopen,
Monden blijven open,
De stemmen blijven vloeken,
Het komt uit alle hoeken,
Van stieftante, tot bloedverwante,
Het begint met een klein meningsverschil,
Steeds erger, totdat geen van twee meer wil,
Maar dan gaan ze alsnog niet uit elkaar,
En juist dat vormt het gevaar,
Voor de kinderen van het stel,
Want de ouders denken ‘’ach, die redden het wel’’,
Maar dat valt heel erg tegen,
Want die kinderen hebben alles meegekregen,
Het blijft altijd in mijn gedachten,
Dat ik boven stond te wachten,
Wachten totdat het weer rustig was,
Dat ik weer terug naar bed kon, naar m`n deken, m`n matras,
Dat soort dingen gebeurde mij,
En die dingen blijven me altijd bij,
Want zelfs met hulp en begeleiding,
Herstel je nooit meer van een scheiding.