Je staart in het donker van de nacht,
Kijkend naar de omtrek van een toren.
Silte hoor je tot ver in het land,
Niks lijkt zich daaraan te storen.
De rust dringt steeds dieper door,
De chaos van de dag is eindelijk bevroren,
Het laatste vogelgeluid komt voorbij,
Maar wist meteen zijn eigen sporen.
Voor even lijkt de wereld leeg,
Geen zuchtje wind is er te horen.
Geluiden hebben zich verstopt,
Je hoort alleen nog het ruizen van je oren.