het zwaard daar in de steen gesmeed
trotseerde vele jaren
en iedere ridder die een poging deed
moest schand en spijt ervaren
er werd toen op het dorpsplein
om de eer gestreden
en hij die al strijdend overwon
die mocht de rots betreden
en menig ridder deed een greep
naar het felbegeerde zwaard
maar faalden dan en stelden vast
ze waren het niet waard
de schildknaap van de ridder Kay
die was zijn zwaard ontstolen
hij zocht ten einde raad
in grotten en in holen
toen stootte hij heel onbewust
op Excalibur in de rots gedreven
hij greep het zwaard trok het uit
werd koning voor het leven
de ridders heel teleurgesteld
begonnen toen te twisten
en riepen ridders we laten ons
door deze knaap niet kisten
toen ‘t gekrakeel op zijn hoogtepunt was
verscheen de druïde Merlijn
en die sprak toen met barse stem
hij is de koning, het zal zo zijn
hij is de zoon van Uther
geboren uit de draak
en zal het land verenigen
dat is voorwaar zijn taak
de ridders bleven vechten
om goederen en de eer
tot Koning Arthur tussen kwam
hij dulde het niet meer
we zullen samen strijden
aan de grenzen van ons land
want die worden belegerd
door de vijand platgebrand
het duurde vele maanden
toen was de strijd voorbij
ze keerden allen huiswaarts
vrouw en kinderen waren blij
word vervolgd