Midden in de kamer,
spreid ik m’n armen.
Zachtjes komt een sterke wind opzetten,
zand schuurt langs m’n huid,
water spoelt de grond onder me weg.
Dan laat ik je,
vliegerend in de wind,
ga je steeds hoger.
Met je lijn om m’n enkel
neem je me mee.
De schreeuw om hulp verbreekt het geluid.
Mijn leven in vliegervlucht.
Nu lig je gedroogd in de kast.
Ik ben bij je,
genietend van de geur van de zee.
Ooit zal je weer beter zijn,
dan zullen we weer vliegen.