Soms lig ik wederom compleet aan scherven,
met de bitterheid van mijn hart geopenbaard,
rennend door duizend herinneringen van verdriet
schreeuw ik dan geluidloos mijn tranen van het dak
als om te voorkomen dat ikzelf eraf vallen zal
en telkens weer ril ik van immense verbazing,
-onderwijl waanzinnig lachend en rollend over de vloer-
want ik blijk nog steeds makkelijker te breken dan ik dacht
of zelfs van mij eiste in een pact met mijn krankzinnigheid
-ondertekend met de schade aan mijn gedachten, aan mijn zijn-
~pas bij het morgenlicht buig ik beschaamt mijn hoofd,
bedek ik stilletjes de wonden van het duister onder lagen stof
-glimlach zelfs een valse opgewekte groet naar het meisje in de spiegel-
en zet vuur in de papieren, vol geschreven met het afscheid,
dat ik had verwacht, misschien zelfs wel had verlangt.~