De bonte haan kraait moord en brand
als eindelijk een groot gevaar opduikt
-zo trots is hij op zijn stemgeluid-
daarna steekt hij zijn kop in ’t zand.
De huilende hond jankt urenlang
al zijn de boeven reeds lang heen
ondanks dat het gevaar verdween
blijft er toch zijn geldingsdrang.
De salonpoëet schrijft gedichten
-alsof daar iemand echt op wacht-
want wie schrijft die heeft de macht
anderen tot lezen te verplichten.
Zie je wel?
Auteur: scientist | ||
Gecontroleerd door: Sheena | ||
Gepubliceerd op: 02 maart 2006 | ||
Thema's: |