In mijn gedachten gaat het mooi,
het is vriendelijk en lief.
Hier zit ik in een kooi,
Ik lijk wel een dief.
Daar ben ik de baas,
De baas over mij.
Hier om mij heen zit gaas,
Ik ben hier niet blij.
Ik word aanbeden,
Ik woon in een prachtig kasteel.
Niemand heeft iets onder de leden,
Iedereen is de hoofdpersoon op zijn eigen toneel.
Binnen is het groot,
Bedienden lopen heen en weer.
En niemand gaat er dood,
Iedereen is zo licht als een veer.
Ze vliegen over het kasteel,
ze zijn daar zo vrij.
Ik ben daar een deel,
een deel van mij.
Zou het altijd maar zo zijn,
Zo mooi en zo lief.
Ik vind het daar zo fijn,
Daar ben ik geen dief!