altijd liet jij me wanhopig achter,
in dat veel te grote bed.
ik hoopte op dat het stopte,
maar mijn smeekbede werd verworpen.
altijd liet jij me geloven,
dat het goed was wat je deed.
en als ik probeerde wat te zeggen
-stem kapot, weggevaagd-
dreigde je me met de dood.
je liet me achter,
in wanhoop en verdriet.
je keek nooit eens achterom,
wat ik ook voelde, hoe ik ook huilde,
het deerde je gewoon niet..
je laat me achter,
mijn hoofd even chaotisch als het was.
je liet mijn lijf daar liggen,
op dat veel te grote bed.
ik lig er nog steeds,
ik heb het koud,
de dekens gaven geen warmte meer.