Mijn schilderijen waren als hooi op mijn vork
Maar voor een kenner of schatter was ik een hork
Omdat niemand begreep dat ik door geld te kort
Mij in dit hachelijk avontuur had gestort
Schilderijen dat is voor ons iets veel te mooi
Dus verkocht ik ze, amper ruilend voor een fooi
Bij kleur betovering mag je niet te dichtslaan
Om ze te bekijken moet je wat verder gaan
Een kansarm gezin heeft toch maar een kleine woonst
En toch heerst er liefde, geluk al op zijn schoonst
Ook nu met al die doeken weg en muren vrij
Want er kwam al gauw weer een kinderkopje bij
Zo kaal zijn deze herinneringen dus niet
Voor wie de wereld graag door kinderogen ziet
Tenzij je kinderloos voor rijkdom hebt gespaard
Dan valt de vraag: voor wie heb ik dit toch vergaard