Moedeloos keek ze door het raam..
Het geluid van donder verbrak de stilte,
en de regendruppels vielen één voor één voorbij het raam.
Maar het deed haar niks. (het liet haar koud.)
Het enige waar ze aan kon denken ben jij, jij!
Ze zag je en haar lach verdween,
Ze hoorde je stem en er kwamen tranen in haar ogen.
Als je naar haar kijkt, zou je het niet zeggen.
Want iedereen kent haar als het vrolijke meisje dat altijd lacht,
Maar diep vanbinnen zit de helse pijn, die ze al jaren verbergt.
En iedere avond als ze in de spiegel kijkt,
Zie je de furie, de razernij, het verdriet.
Iedere avond staat het in haar gelaat gekerft,
Wanneer niemand het ziet.
Stilletjes begint ze te wenen,
Ze kan er niet meer tegen,
Altijd iemand te moeten zijn
Die voldoet aan iedereen's eisen.
Ze begint te schreeuwen,
Het jarenlang opkroppen van pijn en verdriet
Wordt haar stilaan teveel!
Haar blik glijd over haar weerspiegeling die ze ziet.
Ze is iemand geworden die ze nietmeer kent,
Een dekmantel voor alle pijn,
Iemand die het niet waard is hier te zijn.
Ze forceerde een laatste lach
En zo maakte ze er een einde aan,
toen niemand het zag...