Weer en wind teisterden gezamelijk
De ramen en het hout boven onze hoofden
Kraakte behaaglijk in de Zuidwester storm
Waar wij woorden beleefden, gedachten,
Gevoelens, sneller dan
De wind
Wie jij was kon ik niet zeggen
Ik zag je zitten in het kaarslicht, schaduwen
in vormen en op plaatsen die nog
Onbekend terrein bleken te zijn
En ik hield zo plotseling gewoon
zo vreselijk veel van jou, mijn hart
Op zoek naar aandacht, mijn lichaam
Naar jouw aanraking
Jij was het, bent het
Altijd al geweest