Ik zou je willen schoppen,
Ik zou je willen slaan,
Je alles laten voelen,
Wat je mij hebt aangedaan.
Je hart spontaan vermorzelen,
Zo mijn voet erop,
Je laten smeken om genade,
Voordat ik pas stop.
Nachtenlang jouw slaap verstoren,
Je gemoedsrust en je eetlust,
Je zo lang laten janken,
Dat je jammert, onbewust.
En ik weet dat men zal denken,
Waarom juist bij jou,
Omdat ik het gruwelijk haat,
Dat ik nog altijd van je hou.