Het is zomer,
het is warm.
Ik kan niet slapen,
dat moet je geen twee keer vragen.
Ik drink veel,
want anders krijg ik een droge keel.
Mijn kat is zopas verdwenen,
maar dat hoort nu tot het verleden.
Het wordt avond,
ik kijk naar het nieuws.
Ik hoor het van de watersnood,
dat nog naar hier komt.
Waarschijnlijk vannacht,
Dan slaap ik lekker zacht.