Als een vogel in de lucht spreid ze haar armen,
Weg van deze wereld waar niemand haar kan verwarmen.
Nog één stap en ze is bevreid van de touwen rond haar lichaam,
Nog één stap maar de pijn zal nooit meer weggaan.
Ze wil geen marionet meer zijn die steeds maar wordt bestuurd,
Geen touwen meer om haar benen, de goede kant worden opgestuurd.
Nooit meer enge dromen die echt blijken te zijn,
Eindelijk kunnen slapen zonder angst voor morgen en de pijn.
Ze wil als een danser zijn die als hij het podium verlaat,
Nog steeds wordt herinnert als ook het doek dicht gaat.
Jaloers op de bleke maan die er in gedachten nog zal zijn,
Als de felle zon komt met stralen van brandend pijn.
Ze kan niet meer, het wordt haar allemaal teveel,
ze zet dé stap en ze is weg van het toneel.
In haar duikvlucht voelt ze het brandende verlangen,
Dat er tóch iemand beneden staat om haar weer op te vangen.
Door de snelheid maken de gedachten zich van haar vrij,
Ze is heel even weer gelukkig, heel even weer stiekem blij.
Dan komt de klap en meer zal er nooit komen,
Nu wordt ze wel gezien, het meisje van de dromen.
Iedereen leeft weer veder, maar soms wordt er getreurd,
Soms zal ze worden herinnerd en soms is er niets gebeurd.
En de marionet zal zonder touwen niets meer zijn dan een gefluister,
In haar eeuwige duikvlucht naar het vertrouwde duister.