Hier had men mij voor altijd neer gelegd.
Een christen kreeg een graf
voor twintig, dertig jaren;
mijn graf zou mij tot aan de eeuwigheid bewaren.
Dat was mij, jood, heel plechtig toegezegd.
Toch wordt de rustplaats, waar ik lig, geslecht.
Er komt een nieuwe weg,
en koel verklaren, na wat inspraak
en na wat bezwaren,
de leiders mijn verdwijning beter
en terecht.
Moderne apparaten graven gaten.
Nu keer ik weer in 't licht:
mijn botten bleken in de blanke zon.
Men zal mij elders weer ter aarde laten.
Dat achten zij hun plicht,
omdat de eeuwigheid nog niet begon.
Auteur: Huub Hoek | ||
Gecontroleerd door: Marina | ||
Gepubliceerd op: 26 januari 2006 | ||
Thema's: |