Flap, flap, mijn vinnen slaan
Ik ben niet alleen het neusje van
Geen stromend water wil mijn vinnen verslaan
Mijn sterke staart stuwt mij tegen mijn zware kracht
De rivier vecht mijn vaart manheftig aan, maar mindert me niet
Op weg naar mijn geboortegrond, wetend dat ze op me wacht deert geen geweld mij, wijl ik heenvliedt
En mijn schakelpracht van ineengezette tegels glinstert in de door zon en drup gefragmenteerde stralen
De iriserende werking van de lichtstroom, gelijke aan geen, meent mijn moede oog te moeten verleiden
Wat doet dat harige bruine ding daar?