Zo schreef ik dit gedicht
Voorbij huizen door lege straten
een wandeling alleen door de stad
een moeder met haar kind op schoot
dat eerste woordjes probeerde te praten
was ‘t geluk dat ik vond op mijn pad
Een oude man met tranen in het gezicht
daar, voor het eerst zijn kleindochter verscheen
op de muur tekende hij al het eerste lengtestreepje;
Door andermans ramen schijnt een ander licht
en tegen beter weten in keek ik er doorheen
Ik zag verliefde stelletjes stilletjes aan tafel
wijl hun voeten als lichamen vreeën, ik zag
de liefde pruttelen op een wakend vlammetje
een kindhand wuifde het suiker van haar wafel
ik liep voorbij, en zij zwaaide mij gedag
En ik liep verder door de straat
en in elk raam zag ik, wat ik niet had
tot daar het laatste raam, het was zwart
en ik zag mezelf, ineengekrompen van de haat
ik was het geluk even helemaal zat
En ik rende door de straten, ogen dicht
ik rende de stad uit, weg van het licht
tot daar de duisternis mij omsloot, en de stilte
geplaagd door de eenzaamheid en de kilte
pakte ik mijn pen - en schreef dit gedicht
F.