Het schip ligt gereed om uit te varen,
matrozen verdringen zich op het dek;
Wanneer er gewuif valt na te staren
zijn deze oude havens goed in trek:
Meisjes reiken boven de hoofden uit,
hopend dat HIJ nog net een blank handje ziet;
Rommelend ontwaakt dan de logge schuit
terwijl boven 't gezag van de zon geniet.
Afzijdig van de menigte, drinkend,
zit ik: met krijt een stilleven kalkend
op de stoep, beschut voor de scherpe zon;
Vergeten hoe de dag ook weer begon,
begeef ik me verlicht naar huis, zwalkend,
met in mijn hand de lege fles, blinkend.