--------------------------------------------------------------------------------
Kon ik maar een keer
in de harten kijken.
Kon ik maar een keer zien,
wie de armen zijn,
en wie de rijken.
Had ik maar genezing
in een of andere hand.
Kon ik pijn laten verdwijnen,
van alle mensen,
in dit hele land.
Kon ik broden toveren
en vele vissen in de mand.
Dan zou niemand hongeren,
en niemand stelen,
in dit hele land.
Maar wie ben ik, kleine,
onbeduidende mens.
Die weet dat al zijn willen
blijven steken,
als een vrome wens.
Maar ik laat beide armen,
toch niet zo maar hangen.
Want ik ploeter voort in
een hemelsdiep,
en sterk verlangen.
Als ik dan kijk naar haar,
ben ik toch tevreden.
Dat ik die gekregen heb,
voor mij alleen,
voor wie ik heb gebeden.