Waar goden neerbuigend op mensen kijken
op hun troon uit geschilderd papier-maché
in gespeeld inktzwart, schijnheilig blasé,
trek ik ten strijde, en weiger te wijken.
Ik daag je uit, Zoon van de Dageraad,
jij, gevallen Drager van het Licht,
ik snoer mijn vechtgordel dicht:
voor een dichtstrijd sta ik paraat.
Vorm alliantie met een Griekse Godin,
draagster van zwartheid en mannelijk wraak,
schrijf beiden scherpzinnig en snedig raak
en laat samen toch enige kunde zien.
Deze ruwe god, van bliksem en donder
slingert wild en woest zijn hamer rond,
houdt voor niemand zijn grote mond
en lacht steeds, al gaat hij ten onder.