Klop, klop, sprak klopgeest ger zeer kwaad
Want klopgeestzoon was weer te laat
Klop, klop, sprak klopgeestbroer voldaan
Hij was op tijd naar huis gegaan
Klop, klop, zei klopgeestmoeder sjaan
En ja hoor, daar kwam karel aan
Klop, klop, zo klonk de keukendeur
Die karel had een goed humeur
Klop, klop, zo schreeuwde hij voluit
Hij stonk naar drank en sprak te luid
Klop, klop, dat zij hij nog een keer
Met een klap sloeg klopgeest ger hem neer
En klopgeest ger slaat echt niet snel
Maar als iemand zoiets zegt, dan moet hij wel...