De wind speelt met de schoepen van het rad
en draait 's molens wieken rond en door.
Bladeren vallen zodat mijn stappen ruisen
in hun stapels van bruin en geel voor mijn deur.
De lucht kleurt onder zicht van de maan rood.
In shawl gehuld zet ik die avond mijn stap
naar buiten, naar de herfst, de koude,
in krachtige plas richting de klinkende kerkklokken.
In 't vooruit de zachte stem die de kudde
van geloof weder opwekt uit de kilte-stuip.