de jongen die met schaakstukken danste
stierf gisteren van verdriet
in een waas van tranen
vergat hij te ademen
de jongen in schaakmat
door de witte koningin in al haar pracht
hij liet het leven
vallend op een zwart vlak
de liefde lachte
voor de allerlaatste keer
De witte koningin dacht en zweerde
Walsend over het veld;
‘Stel, hij houdt van me eerlijk,
dan zijn de dagen voor hem geteld…’
nietsvermoedend bracht hij haar zijn hart
maar de koningin wilde het niet
verstopte het in de toren van zwart
en de jongen, die met de schaakstukken danste
stierf gisteren van verdriet