De vloek van de kunstenaar
“Zoet is uw naam en rijp uw hals
vruchtbaar is uw huid en zacht uw schoot
ik zal u niet beschadigen maar wiegen
wanneer u zich vrouws onbloot
O Vrees niet schone dame
ik ben geen ruwe man
geen begeerte of lust
is wat ik voor u koesteren kan
Nee
ik wil u schilderen, uw glooiende leest
ik wil over u dichten
over uw borsten nog wel het meest
Vergeef mij mijn dwaasheid
mijn eindeloze drang
U als kunst te willen beschouwen
ach toe mijn lief, wees toch nu niet bang”
En zij gaf zich over
ontdeed zich van haar kledij
heel even
stokte daar zijn adem
en stierf hij
woordloos aan haar zij
F.