Als een scheepje dobberend op een groot meer,
Vele golven doen het schommelen,
Het slaat op en neer,
Het scheepje lijkt te wankelen,
Bijna om te slaan,
Heden en verleden,
Komen bij elkaar.
Het scheepje worstelt hard,
De storm gaat hard tekeer,
De motor van het scheepje,
Pruttelt bijna niet meer.
Er is nieuwe benzine nodig,
Een flink wat moed,
Dan kan het scheepje verdergaan,
Kan zij de strijd weer aan.
Vele gevaren moeten nog worden getrotseerd,
Rukwinden, bliksem en hevige donder,
Doen het scheepje op een neer stuiteren,
Het scheepje kapseist,
Gaat langzaam ten onder…
Maar dan gebeurd daar onverwacht,
Een heel klein wonder,
Een flinke golf tilt haar op,
geraakt door de donder,
zinkt het scheepje niet meer,
want ze heeft nieuwe kracht gevonden.
Uit alles wat haar kapot wilde maken,
Maakte zij een stevig schild,
Zodat niets haar meer kan raken,
Het scheepje kan zovaak omslaan,
Over door de bliksem worden geraakt,
Het is dat stevige schild,
Dat het tere scheepje,
Onoverwinnelijk maakt.