Dwaaltocht door de herfst
Vallende bladeren
Van donker bruin tot heel mooi rood.
Ik loop, Ik stap, Ik dwaal.
Op zoek naar iets of iemand.
K’weet niet wat.
Ik loop langs de vijver,de bank,de vogel.
Ik kijk niet op.
Niemand kijkt naar mij.
Ik hoop, ik denk, ik zucht.
De bomen dansen met de wind.
Nog steeds een druppel dauw
Ik hoor en zie een eenzame zwaan.
Het is met haar gedaan.
Ik denk het is een zegen
Dat ik nu mag leven.
Ik kijk, ik droom, ik zweef
Er vliegt een blad voorbij.
De wind,de zon, die heb ik lief.
Stemmen praten, stemmen fluisteren.
Ze zwijgen steeds voor mij.
Ik zweef, ik dwaal; samen met de wind
Niemand luistert niemand kijkt. Ik zweef gewoon voorbij.
Ik heb gevonden wat ik zocht,dat weet nu zelfs de bij.
Ik heb gevonden wat ik zocht, en wat ik zocht was mij.