Door de kamer,
Dwalen haar ogen.
Zichtbaar vermoeid,
Door zichzelf bedrogen.
Er is niemand daar,
Ze is helemaal alleen.
En met een kleine zucht,
Slaat ze haar armen om zich heen.
Een geluidloze traan,
Loop over haar wang.
Ze probeert er tegen te vechten,
Maar ze is zo bang.
Bang voor de toekomst,
Waarin alles zal vergaan.
Ze weet dat ze falen gaat,
En weer alleen komt te staan.
De tranen van paniek,
Beginnen nu ook te stromen.
Ze kan alleen nog maar denken
Aan de tijd dat overal een eind aan gaat komen.