Jarenlang opgesloten in een gouden kooi,
vol onvervulbare verlangens,
door wiens groeien de kooi telkens kleiner wordt.
Eén uitweg die geen uitweg meer biedt
en me de keuze niet laat,
lijkt nog veel te ver weg.
Af en toe gaat de kooi even open
en krijg ik een glimp van het daglicht te zien.
Maar mijn vleugels willen me niet brengen,
daar waar het daglicht me heen roept.
Hoe langer ik wacht,
hoe minder daglicht ik nog zal zien.
Hoe vaker ik mijn vleugels wil openspreiden,
hoe groter mijn verlangens worden
en hoe kleiner de kooi
en hoe verder de uitweg.
Eeuwig en ooit durf ik niet te gebruiken,
alhoewel ik vaak gedwongen wordt,
het toch te doen.
De bewaker van mijn kooi,
die het niet beseft
-of niet wil beseffen-
wil me de sleutel niet overhandigen.
Gouden kooi, onwetende bewaker,
laat mijn vleugels me ooit naar het daglicht brengen,
vooraleer het voor eeuwig nacht wordt.
En liefst zo snel mogelijk...