De nacht is vaal en grijs.
De nacht is vaal en grijs
stervend hangt een laatste
maanverlichte roos,
langs het pad,
waar de kamperfoelie
zo uitbundig rook.
Geen wind die nu nog ruist
door onbebloemde takken,
geen fluistering meer gehoord,
geen zuchten van verlangen,
de nacht klam en ongestoord.
Sterven moeten we aan onze zonden,
ook de liefde heeft een prijs
en het kloppen van het hart
klinkt als vanonder een dikke
wollen deken - ingepakt.