Dieren zijn niet weg te denken
in onze vaderlandse taal,
want zonder deze dieren
worden vele woorden kaal.
Ik zal een voorbeeld geven
dan begrijpt U mij wellicht
want vele van deze woorden
zijn dan geen gezicht.
Door een (koekoek)sklok en (kat)tebel
onthouden wij een (bij)les weg.
(Kiplekker zijn een (tijger)brood
maar zeker ook een (bok)kepoot.
(Lijster)bes, (wolf)smelk en (bere)klauw
bloeien welig langs sloten nou.
Kinderen zijn (poes)lief of (hond)sbrutaal
maar (kat)tekwaad kennen ze allemaal.
Van een nacht(merrie) krijgen we (kippen)vel
en iedereen kent wel het (vlooien)spel.
En mensen met (tong)val of (arend)soog
houden hun (vlinder)das in (mot)regen niet droog.
Plaatsen als (Kat)wijk, (Zwanen)burg en (Hinde)loopen,
zouden dan niet meer worden gesnopen.
Want je moet dan wel een (uil)skuiken wezen
wil je dit zonder dieren kunnen lezen.
Dit was een heleboel onzin bij elkaar
en de meeste dingen zijn ook niet eens waar.